Jawadde, door de coronacrisis was het al van december 2019 geleden dat ik nog eens voet op Zwitserse grond zette. Niet te geloven, want toen ik als vanouds mijn rolkoffertje in het bagagecompartiment propte en mijn vliegtuig opsteeg van de luchthaven in Zaventem had ik helemaal niet het gevoel dat dit al zo lang geleden was.

De gemaskerde vlucht verliep vlotjes en tot mijn verbazing werd bij aankomst op de luchthaven mijn entry form (dat ik nog op het nippertje op de luchthaven van Zaventem had ingevuld) helemaal niet gecontroleerd. Naar goede gewoonte wachtte Dries me op bij het wisselkantoor van de luchthaven en namen we de bus naar het centrum. Voor de gelegenheid hadden we een hotel geboekt vlakbij station Cornavin. Handig, want de dag nadien zouden we met de trein naar Aubonne reizen.

Na onze bagage afgezet te hebben op de kamer, trokken we de stad in. Het was aangenaam warm op deze mooie nazomerse septemberavond en we hoopten ergens een terrasje te doen. Maar eerst trokken we richting het meer om de beroemde Jet d’Eau weer te zien.

Uiteindelijk belandden we opnieuw bij onze favoriete wijnbar Le Rouge et Le Blanc. En ja, de prijzen zijn daar nog altijd even slikken, maar de bediening raadt ons telkens weer heerlijke wijnen aan en het charcuteriebord dat we bestelden was zonder meer fenomenaal.

Na dit aperitiefje trokken we naar Tartares & Co, waar we afgesproken hadden met een collega van Dries. Het was een fijn weerzien en het eten viel ook dik in de smaak. Ik eet niet vaak steak tartaar, maar als het goed is klaargemaakt met lekker vers vlees, kan ik daar zo nu en dan wel eens van genieten. En de voorgerechtjes (ceviche en carpaccio van inktvis) mochten er ook zijn.

Een fijne avond waarop we het niet té laat maakten, de dag nadien moesten we immers al om acht uur aan het ontbijt zitten!